De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) publiceerde op 10 oktober 2025 een tussenbericht over manier waarop de algemene uitkering uit het gemeentefonds vanaf 2027 over gemeenten wordt verdeeld. De ROB maakt zich zorgen over de rechtvaardigheid en transparantie van de verdeling en doet een aantal voorstellen voor duidelijkere bestuurlijke keuzes en betere democratische verantwoording. Het tussenbericht is gericht aan de minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
elke gemeente moet in staat zijn om haar inwoners een vergelijkbaar pakket aan voorzieningen te bieden, tegen een ongeveer gelijke financiële lastendruk
Navolgbare verdeling
De verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds moet aan drie voorwaarden voldoen:
- Gelijkwaardigheid: Elke gemeente moet in staat zijn om haar inwoners een vergelijkbaar pakket aan voorzieningen te bieden, tegen een ongeveer gelijke financiële lastendruk.
- Globaliteit: De verdeling moet globaal zijn. Een te gedetailleerde verdeling beperkt de vrijheid van gemeenten om de uitkering naar eigen inzicht te besteden.
- Stabiliteit: De verdeling moet stabiel zijn, zodat gemeenten hun begroting goed kunnen plannen en uitvoeren over meerdere jaren.
De algemene uitkering van het gemeentefonds die het Rijk beschikbaar stelt aan de gemeenten, omvat in 2025 € 42,1 miljard. Niet alleen vanwege die omvang, maar vooral vanuit democratische beginselen, vraagt dit zorgvuldige bestuurlijke verantwoording aan het parlement – en daarmee aan de belastingbetaler – over de verdeling van dat budget tussen de gemeenten. De middelen moeten ‘navolgbaar’ worden verdeeld.
De ROB adviseerde in 2021 al over de nieuwe werkwijze van verdelen 2023: die was “beter dan de oude, maar niet goed genoeg”. Er is sindsdien hard gewerkt om de werkwijze verder te verbeteren. Bij de voorgestelde verdeling van de algemene uitkering in 2027 heeft de ROB vijf adviezen op een rij gezet.






