Mijn vorige blog begon in 1672 – het rampjaar – over ons horizontale land waarin met elkaar praten belangrijk is, maar snel knopen doorhakken niet onze sterkste kant is. En ik schreef dat preventie nog steeds niet onze sterkste kant is.
Nederland kenmerkt zich al eeuwen door zijn gezamenlijke en praktische aanpak en bij de RSJ was dat niet anders.
In deze blog ga ik weer terug in de tijd, maar nu slechts 70 jaar, naar 1953. Een ander rampjaar, bijna even exemplarisch, maar ook het jaar waarin de eerste voorloper van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) werd opgericht. De huidige RSJ ontstond namelijk uit een samenvoeging van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing (CRS), opgericht in 1953, en het College van Advies voor de Justitiële Kinderbescherming (CAJK), dat werd opgericht in 1955.
De taken van de RSJ werden in 2001, het jaar van de samenvoeging: rechtspraak, advisering en toezicht op de tenuitvoerlegging. Er waren 4 secties: gevangeniswezen, jeugd, reclassering en TBS. Er werd in die tijd een meerwaarde gezien in de combinatie van de drie hoofdtaken. Het uitvoeren van toezicht en rechtspraak levert ervaringen en inzichten op, die als basis kunnen dienen voor advisering; een voordeel, zo luidt het. En het is ook lekker praktisch.
Nog even terug naar mijn blog van eind vorig jaar. Nederland kenmerkt zich al eeuwen door zijn gezamenlijke en praktische aanpak en bij de RSJ was dat niet anders. Waar in andere landen formele scheidingen vaak als vanouds van groot belang werden en worden gevonden, werd en wordt in Nederland vaak het standpunt ingenomen dat het toch geen probleem kan zijn om met redelijke mensen op een praktische manier samen taken te vervullen. Zo ook bij de RSJ. Maar al in de aanloop naar het ontstaan van de RSJ in 2001 ontstond er ruis door de discussie over de combinatie van deze drie taken, omdat met een combinatie van adviseren en rechtspreken de onafhankelijkheid in twijfel zou kunnen worden getrokken. Maar ook de combi rechtspraak en toezicht leidde tot twijfel.
En die twijfel over de combinatie van taken overschaduwde in zekere zin het 50-jarig bestaan in 2003. In 2004 werd de toezichtstaak afgeschaft, tot groot verdriet van de RSJ. De Raad ging verder als adviseur en beroepsrechter. Gescheiden taken, waarbij een belangenverstrengeling vooral via praktische interne afspraken wordt voorkomen. Dat blijft zo tot 2015, als door een amendement bij de behandeling in de Tweede Kamer een volledige scheiding van beide taken wordt doorgevoerd. En weer is het niet echt de wens van de RSJ zelf.
Zo ontstaat eind 2015 een RSJ met twee strikt gescheiden afdelingen: advisering en rechtspraak. En zo is het nog steeds. In veel andere landen zou zo’n scheiding nog verder zijn gegaan: twee compleet gescheiden instituten. De vraag is natuurlijk of dit ook het voorland van de RSJ is, twee aparte organisaties. En misschien geldt dat wel voor meer Raden.
Het kan dat u zich afvraagt of het veel uitmaakt, gescheiden taken of niet, het gaat toch om de inhoud en dat is natuurlijk ook zo. De drijfveer voor zowel de Afdeling advisering als de Afdeling rechtspraak van de RSJ wordt er niet anders door, het draait om medemenselijkheid, humaniteit, dat de basis van de bejegening van gedetineerden en jeugdigen moet zijn. Met dwang door de overheid is niets mis, maar dan wel op een fatsoenlijke manier.
Nog een laatste keer terug naar vroeger. Want gescheiden taken of niet, het is de redelijkheid en het fatsoen naar elkaar dat de beste samenwerking en resultaten oplevert. En dat is niet zo vanzelfsprekend meer vandaag de dag, zeker niet in de politiek. Wat dat betreft zijn we sinds 1672 aanmerkelijk verticaler geworden.
Ik wens de RSJ nog vele daadkrachtige jaren toe, net zoals ik dat alle Raden toewens. En hetzelfde geldt voor dit mooie land, maar horizontaal van nature en tegelijkertijd met steeds meer verticale druk dreigt het een soort matrix te worden. En een matrix heb ik nooit een handig sturingsmodel gevonden.